Aan de teugel
UITLEG
Een paard dat aan de teugel is beweegt zich op de rechte lijnen recht, in de wending licht gebogen volgens het beloop van de wending, rustig, gehoorzaam, harmonisch, ongedwongen en met een beheerste drang naar voren onder de ruiter.
Veel mensen denken hun paard "aan teugel te werken" dmv kneepjes, spelen, zagen en ander geprul met de teugels. GEEN van deze manieren is correct. Het paard buigt misschien wel af, maar dit doet het omdat het pijn heeft in de mond en hieraan wil ontsnappen door het hoofd naar beneden te brengen. Hierdoor zie je ook vaak de zogenaamde "valse knik" in de hals. Een paard dat op deze manier neerwaarst wordt gewerkt, loopt ook vaak op de voorhand en brengt zijn achterbeen niet genoeg onder zijn lichaam. Helaas wordt vele ruiters het op deze manier "aangeleerd" en zelfs "professoinele" ruiters rijden hun paarden soms op deze foute manier.
Ook door het (fout) gebruik van hulpteugels om het paardenhoofd naar beneden te dwingen, is geen goede manier. Een paard moet altijd "van achter naar voor" worden gereden en op deze manier is dat net omgekeerd.
Kenmerken
Dit zijn de kenmerken van een paard dat echt aan de teugel loopt
*De achterhand is ondergebracht
*De hals is vanuit de schoft opwaarst gebogen
*De nek is het hoogste punt van de hals, en min of meer gebogen
*Beide oren zijn "even hoog"
*De neus komt vóór de loodlijn komt maar nooit erachter*De teugels zijn gelijkmatig gespannen en het paard neemt het bit aan beide kanten gelijk aan
Hoe dan wel?
Zoals je leest komt er heel wat kijken bij het “aan de teugel rijden”. Vaak wordt
deze term gebruikt om aan te duiden of een paard wel of niet nageeflijk is. Dit
is echter iets anders. Met “nageeflijk” wordt bedoeld dat een paard zich
ontspant in het nek- en kaakgewricht en zo de hulp laat doorkomen.
Het is ook geen kwestie van wel of niet
aan de teugel. Omdat alle punten afhankelijk zijn van de graad van africhting is
er dus geen “Ja, hij gaat wel aan de teugel” Of “Nee, hij gaat niet aan de
teugel”. Een combinatie die nog niet zo ver gevorderd is mag de genoemde punten
in mindere mate te vertonen.
Het belangrijkste, is dat het paard goed gedoseerd
wordt aangedreven met zit en kuit en dat de hierdoor opgewekte voorwaartse drang daarna
wordt opgevangen door de vingers om de teugels te sluiten, waarna weer wordt
ontspannen. Een juiste coördinatie van been-, teugel-, en zithulpen is hierbij
van essentieel belang. Het is niet de bedoeling willekeurig “kneepjes” in de
teugels te geven. Ook een onafhankelijke zit waarbij het paard niet
gehinderd wordt is erg belangrijk.
Tips voor in de praktijk
- *Werk aan een goede onafhankelijke zit en juiste houding waarmee je het paard niet
hindert.
- *Zorg dat je paard goed aan het been is. Je paard moet elk moment bereid
zijn voorwaarts te gaan zodra jij je been aandrukt. Een hevig, vlot paard is niet noodzakelijk goed aan het been!
- *Zorg dat je paard op lichte hulpen (been-, teugel-, zithulpen) reageert door
veel overgangen en tempowisselingen te rijden.
- Dan drijf je het paard voorwaarts naar een weerstandbiedende hand toe. Je
houdt het paard dus eigenlijk een klein beetje tegen waardoor niet alle energie die je er met
je been in stopt wordt omgezet in snelheid. Met de energie die “over” is zal het
paard zijn rug iets lijken te bollen, de achterhand er meer onder brengen en iets nageven
in de hand. Op het moment dat hij iets nageeft (al is het maar een héél klein
beetje) dan ontspan jij ook je hand (niet de teugels losgooien) zodat het voor hem een prettige, ontspannen
manier van lopen is. Dan vul je weer aan met been zodat hij niet langzamer gaat
lopen en een actieve achterhand houdt.
- FOTOS
Hoe dan wel?
Zoals je leest komt er heel wat kijken bij het “aan de teugel rijden”. Vaak wordt deze term gebruikt om aan te duiden of een paard wel of niet nageeflijk is. Dit is echter iets anders. Met “nageeflijk” wordt bedoeld dat een paard zich ontspant in het nek- en kaakgewricht en zo de hulp laat doorkomen.
Het is ook geen kwestie van wel of niet aan de teugel. Omdat alle punten afhankelijk zijn van de graad van africhting is er dus geen “Ja, hij gaat wel aan de teugel” Of “Nee, hij gaat niet aan de teugel”. Een combinatie die nog niet zo ver gevorderd is mag de genoemde punten in mindere mate te vertonen.
Het belangrijkste, is dat het paard goed gedoseerd wordt aangedreven met zit en kuit en dat de hierdoor opgewekte voorwaartse drang daarna wordt opgevangen door de vingers om de teugels te sluiten, waarna weer wordt ontspannen. Een juiste coördinatie van been-, teugel-, en zithulpen is hierbij van essentieel belang. Het is niet de bedoeling willekeurig “kneepjes” in de teugels te geven. Ook een onafhankelijke zit waarbij het paard niet gehinderd wordt is erg belangrijk.
Tips voor in de praktijk
- *Werk aan een goede onafhankelijke zit en juiste houding waarmee je het paard niet hindert.
- *Zorg dat je paard goed aan het been is. Je paard moet elk moment bereid zijn voorwaarts te gaan zodra jij je been aandrukt. Een hevig, vlot paard is niet noodzakelijk goed aan het been!
- *Zorg dat je paard op lichte hulpen (been-, teugel-, zithulpen) reageert door veel overgangen en tempowisselingen te rijden.
- Dan drijf je het paard voorwaarts naar een weerstandbiedende hand toe. Je houdt het paard dus eigenlijk een klein beetje tegen waardoor niet alle energie die je er met je been in stopt wordt omgezet in snelheid. Met de energie die “over” is zal het paard zijn rug iets lijken te bollen, de achterhand er meer onder brengen en iets nageven in de hand. Op het moment dat hij iets nageeft (al is het maar een héél klein beetje) dan ontspan jij ook je hand (niet de teugels losgooien) zodat het voor hem een prettige, ontspannen manier van lopen is. Dan vul je weer aan met been zodat hij niet langzamer gaat lopen en een actieve achterhand houdt.
- FOTOS
Hier klikken om te bewerken.